De wetenschap buigt zich over meerdere manieren om de AH-populaties onder controle te houden.
Totdat men duurzame en betaalbare oplossingen op lange termijn heeft kunnen uitwerken, hebben we twee eenvoudige manieren voorhanden om de strijd tegen de AH aan te gaan: de selectieve vallen en het actief zoeken van de nesten.
IBB heeft besloten in te zetten op beide manieren:
- Selectieve vallen zullen aangeboden worden in 2023 aan de leden om uit te zetten in het voor- en najaar
- Een coördinator werd aangeduid in IBB om zoekacties naar nesten op te zetten en te coördineren
Na de winter gaan de jonge koninginnen die de winter overleefden proberen een nieuwe kolonie te stichten. Dit is op zich geen gemakkelijke taak omdat de koningin zowel moet zorgen voor de bouw van een embryonest als de larven moet verzorgen.
Indien we een AH aan de bijenkast zien opduiken in maart-april is de kans heel groot dat het om een jonge koningin gaat die proteïnen zoekt voor haar larven (De eerste werksters worden doorgaans immers pas geboren rond mei). Het is dan zaaks dit insect af te vangen en te doden. Dat is de snelste manier om een nest te ‘verdelgen’. In Frankrijk heeft men vastgesteld dat als er in het voorjaar teveel koninginnen in een zone aanwezig zijn (en teveel wordt dan ingeschat op meer dan 25 per vierkante kilometer), dat ze elkaar dan gaan beconcurreren voor het bouwen van een nest op de meest aangewezen plaats. In die concurrentiestrijd gaan ze zo driest te werk dat menig koningin sneuvelt. Metingen hebben daar ook uitgewezen dat in die situaties (dus met teveel koninginnen per vierkante kilometer) het afvangen van de koninginnen geen impact heeft op het aantal nesten dat uiteindelijk gevormd wordt. Dit is omdat men bij het afvangen van de koninginnen, men gewoon minder concurrentiestrijd creëert tussen de koninginnen. In onze streken zagen we in 2022 een dichtheid van om en bij de 5 nesten per vierkante kilometer. Het afvangen van de koninginnen heeft bij ons dus zeker nog haar nut.
Natuurlijk kan je niet van ’s morgens tot valavond voor je kast zitten kijken om te zien of er een AH opduikt, daarom is het een goed idee om een selectieve val te plaatsen in deze periode.
De AH zal vast komen te zitten in de selectieve val, terwijl de kleinere insecten als bijen en gewone wespen er weer uit kunnen geraken. Grotere insecten als de Europese Hoornaar geraken in theorie niet in de val. Als je de val één keer om de paar dagen nakijkt, zal je snel zien vanaf wanneer de AH actief worden in je streek.
Het bestuur van de Imkersbond Bonheiden heeft beslist dat de werkgroep van IBB een 100-tal selectieve vallen zal bouwen en deze zal aanbieden in 2023 aan haar leden. De gemeente Bonheiden subsidieert deze actie.
Indien er geen vallen meer voor handen zijn, kan je hier vinden hoe je er zelf één in elkaar kan knutselen.
Het plaatsen van selectieve vallen heeft nut in de periode dat de koninginnen een nieuw nest proberen op te starten. Eens ze dit gelukt is en er derhalve meer AH-werksters foerageren, heeft het geen zin meer met deze val te werken. Men vangt dan immers in het beste geval enkele individuen weg, terwijl er elke dag meerdere tientallen geboren kunnen worden.
In de vallen plaatst men een potje met lokstof (zie hieronder) of stukjes fruit. Men kan er ook voor opteren proteïnen (vb stukje vis, garnalen, vlees) aan te bieden in de val, maar dat vergt wel wat meer controle omdat vlees snel bederft en vis snel uitdroogt. In Frankrijk heeft men ook vastgesteld dat de AH die aan de bijenkasten opduiken, vooral afkomen op de geur van de honing, het stuifmeel en de propolis. Zij zijn moeilijk te verleiden met vis, vlees of andere proteïnen.
Vanaf het ogenblik dat de kolonie zich gevestigd heeft in een primair nest tot eind november gaan we over tot het trachten te vinden van de nesten door er actief naar op zoek te gaan. Dit doen we best met de zogenoemde lokpotmethode.
Een lokpot is een recipiënt, liefst in glas uitgevoerd met een metalen deksel. We denken hier aan de glazen potjes met groenten die men in de supermarkt kan aanschaffen. Het is geen noodzaak dat deze recipiënten in glas zijn uitgevoerd, maar dat maakt het wel wat eenvoudiger om ermee te werken. Ook een metalen deksel is geen must, maar de plastic exemplaren zijn wat minder stevig. De grootte of inhoud van het recipiënt speelt niet echt een rol. Voor het gemak van werken, raden we potjes aan van 150 tot 200 ml.
In de lokpotten gieten we een mengsel dat de hoornaars aantrekt, maar waar de bijen niet in geïnteresseerd zijn. Zoals de bijen gaan de hoornaars op zoek naar zoete dranken. Om de bijen weg te houden, volstaat het de zoete drank aan te lengen met alcohol. Een recept dat zijn nut reeds veelvuldig heeft bewezen is het goed mengen van:
- 1 liter droge witte wijn,
- 1 liter wit bier en
- 1 kilogram suiker.
Men beweert dat sommige wijn- en biersoorten meer aantrek hebben dan anderen. Onze raad is de voorraad die je niet meer opdrinkt te gebruiken en anders de goedkoopste versies uit de winkel te gebruiken. We hebben zelf weinig verschil gezien qua attractiviteit tussen de verschillende aangeboden bier- en wijnsoorten.
In het deksel van de lokpot boor/prik je een gaatje van ongeveer 8 mm diameter. Daar doorheen trek je een stuk stof of een reep van een oude dweil van ongeveer 3cm op 15cm. Je laat aan de buitenkant ongeveer 2 tot 3 cm stof zichtbaar zijn. De rest van de stof verdwijnt in de lokpot. Het doel van deze stof is te fungeren als wiek.
Onder het deksel van de lokpot binden we een stuk touw van zo’n 80 cm lang. Als je ervoor zorgt dat de knoop ongeveer in de helft van je touw zit, heb je nog genoeg touw over om de lokpot te bevestigen aan een paaltje, boompje of iets dergelijks.
Je plaatst een eerste lokpot op de plaats waar een AH gespot werd en bevochtigt de wiek. Doe dit niet met water, maar gebruik een beetje van het mengsel (eventueel het potje ondersteboven houden zodat de wiek langzaam vochtig wordt). Als je het professionele middel ‘Trappit’ voorhanden hebt, is het een goed idee om een beetje van dit product te vernevelen op de wiek. Trappit is geen goedkope lokstof. We raden dan ook niet aan de lokpot te vullen met dit middel. Het vernevelen op de wiek volstaat om de AH aan te trekken.
Nu wacht je tot de eerste AH de lokpot gevonden heeft en hierop komt drinken. Dit kan enkele minuten tot enkele dagen duren, maar in de praktijk zien we toch vaak succes binnen de twee uur na het plaatsen van de lokpot op de plaatsen waar de AH reeds werd gespot. Een werkster die op een lokpot vliegt, zal vrij vlug heen en weer beginnen te vliegen tussen de lokpot en het nest om zoveel mogelijk van het zoete goedje te gaan afgeven.
Indien de AH die zich aanbiedt continu blijft jagen op bijen en niet geïnteresseerd lijkt in de lokpot, kan je de lokpot aanbieden daar waar de AH voor de vliegplank gaat jagen. Je kan de jagende AH ook afvangen met een vlindernetje en deze dan letterlijk plaatsen op de lokpot. Een beetje Trappit vernevelen op de wiek verhoogt je kansen op succes.
Probeer de AH te merken. Als er meerdere AH opdagen aan de lokpot kan je hen alzo van elkaar onderscheiden. Je kan een stift nemen waarmee je de bijenkoninginnen merkt en terwijl de AH drinkt, kan je deze stift tegen het lichaam van de AH duwen. Je zal merken dat de AH even verstoord opvliegt, maar dadelijk terug verder komt drinken. De merkstiften laten meestal een kleine stip of streep achter op het lichaam van de AH. Probeer wel niet de ogen, noch de vleugels te raken.
Als je al wat meer ervaring hebt, kan je de AH voorzichtig afvangen vanop de lokpot met een merkbuisje (dat je gebruikt om de bijenkoningin te merken). Je hebt dan meer controle over het merken op zich (je kan dan meer of minder verf aanbrengen op het borststuk of het achterlijf) maar de AH zal wel meer opgeschrikt zijn en je hebt dan meer kans dat hij opvliegt en in de buurt wat gaat bekomen vooraleer hij zijn foerageren verderzet.
Eens de gemerkte AH een drietal keer weggevlogen en teruggekomen is op de lokpot, kan je de vliegtijden beginnen opmeten. Je meet dan de tijd die verstrijkt tussen het moment dat de AH de pot verlaat en het moment dat hij er terug op neerstrijkt. Voor elke minuut vliegtijd, kan je grofweg stellen dat het nest 100m verder verwijderd is van de lokpot. Dus bijvoorbeeld 3 min 30 tussen vertrek en aankomst op de lokpot geeft dan ongeveer 350m. Besef wel dat dit niet meer is dan een indicatie. Sommige AH vliegen immers al wat vlugger dan de anderen. De wind kan ook een grote invloed hebben op de vliegtijden. Staar je dus niet blind op die berekende afstand, maar zie het effectief als een indicatie. Na een paar metingen, zal je merken dat de AH vrij stabiele tijden zal beginnen laten optekenen. Vb tussen de 3 min en de 3min40. Je hebt dan dus een indicatie dat het nest zich op 300 tot 370m van de lokpot bevindt.
Intussen heb je ook gezien in welke richting de AH wegvliegt. Bij de eerste vluchten zal dit misschien nog een beetje warrig zijn, maar na een paar drinkbeurten zal de hoornaar niet twijfelen en dadelijk richting nest vliegen.
Je hebt nu dus al een indicatie van richting en afstand zodat je al een grof idee kan hebben van waar het nest zich ongeveer bevindt.
We maken hier wel dadelijk de bemerking bij dat de hoornaars niet altijd in een rechte lijn vliegen tot aan het nest. Deze insecten vliegen aan de hand van merkpunten in het landschap. Zo kunnen ze na 200m bijvoorbeeld aan de rand van een bos uitkomen en dan plotseling een bocht van 90° maken om naar het nest te vliegen.
Neem je waarnemingen dan ook als indicaties, niet als exacte wetenschap. We kunnen het niet genoeg benadrukken.
Om van een indicatie over te kunnen gaan naar het vinden van het nest, zijn er tot nog toe drie methodes die kunnen gebruikt worden.
Methode (1) Plaatsen van meerdere lokpotten in de buurt
Stel dat je een indicatie hebt van 350m Noordwaarts. Je kan dan bijvoorbeeld drie extra lokpotten plaatsen. Eentje plaats je op bv 200m Noordwaarts, eentje meer naar het Westen en eentje meer naar het Oosten (zie
schets). Waar je de nieuwe lokpotten kan plaatsen, hangt natuurlijk af van het landschap. Plaats ze indien mogelijk in een wat meer open plaats waar de AH naar alle richtingen kan wegvliegen zonder gehinderd te worden door constructies of bomen. Zo is het beter een lokpot te plaatsen op een kruispunt (vb aan een verkeersbord) ten opzichte van dat potje 20 m verderop op een vensterbank van een huis te zetten.Je kan nu de drie nieuwe lokpotten monitoren. Je gemerkte AH zal blijven vliegen naar de oorspronkelijke lokpot, maar nieuwe AH uit hetzelfde nest kunnen opduiken op één van de drie nieuwe lokpotten. Vanop die pot kan je dan nieuwe waarnemingen uitvoeren.
Als je vanaf één van de drie nieuwe potten ook een richting en afstand kan bepalen, kan je vanaf die pot een nieuwe lijn trekken. Daar waar de beide lijnen elkaar snijden, zal het nest zich vermoedelijk bevinden.
Om tot snijdende lijnen te kunnen komen, is het duidelijk dat de potten west- en oostwaarts ten opzichte van de oorspronkelijke lijn betere kandidaten zijn dan de middelste pot die in de vliegrichting werd geplaatst. Probeer dus altijd een locatie te nemen die niet echt in de vluchtrichting zit, maar een beetje ernaast.
Nadelen van deze methode :
- Je hebt een paar extra potten om te monitoren
- Het kan een tijd duren vooraleer een nieuwe AH één van de extra lokpotten vindt.
- Het resultaat van deze methode is een nieuwe indicatie, weze het een betere, want gebaseerd op twee vorige indicaties.
Voordelen van deze methode :
- Hoe meer potten gehangen worden, hoe meer de buurtbewoners betrokken worden bij het gebeuren en hoe meer mensen dus de monitoring uitvoeren. Deze methode vraagt dus iets meer coördinatie, maar kan het werk per persoon verlichten omdat meerdere potten door verschillende personen kunnen gemonitord worden.
Methode (2) Verplaatsen van één lokpot
Bij deze methode ga je een tweede lokpot (pot2) hangen in de gevonden vliegrichting. Je wacht dan tot de gemerkte AH opdaagt aan je oorspronkelijke lokpot (pot1). Je vangt hem daar als hij net toekomt op de lokpot. Hoe minder hij al gedronken heeft, hoe beter. Je gaat dan met de AH naar pot2 die je verderop in de vliegrichting plaatste. Je hebt hier geen maximale afstand. Er zijn reeds succesvolle acties geweest waarbij de tweede lokpot op 750m van pot1 werd geplaatst. Probeer hem wel niet achter het nest te plaatsen. Dat maakt het immers wat moeilijker. Als je een indicatie hebt van 350m, probeer je dus zowat rond de 300m uit te komen of iets minder, maar ga niet dadelijk naar 400m met het risico dat je dan achter het nest uitkomt.
Je laat de hoornaar nu voorzichtig vrij op de lokpot. Als je Trappit hebt, kan je dit even vernevelen op de wiek vooraleer de hoornaar erop te laten. Sommigen zeggen dat je de hoornaar best aan de zijkant van het potje loslaat om meer kans te hebben dat hij begint te drinken. Het drinken is alleszins de clue van de zaak. Als de hoornaar dadelijk opvliegt zonder te drinken, zal hij niet dadelijk naar het nest vliegen. Als je geluk hebt, zal de hoornaar zich voldrinken vanop de nieuwe pot. Hij vliegt vervolgens op, probeert zich even te oriënteren en vliegt dan uit gewoonte weg in dezelfde vliegrichting als deze die je waarnam op pot1. Zolang je niet achter het nest terecht bent gekomen, is dat geen probleem. De AH vliegt immers op merkpunten in het landschap en hij zal al dadelijk het terrein herkennen en verder vliegen in rechte lijn naar het nest.
De eerste keer dat je hoornaar vrij laat vanop pot2 kan de vliegrichting wel onbetrouwbaar zijn. Ga daarom terug naar pot1 en wacht tot de AH hier opnieuw opdaagt. Vang hem terug af en herhaal de actie (dus brengen naar pot2 en langzaam loslaten zodat hij drinkt). Je zal merken dat de AH al veel minder twijfelt op het ogenblik dat hij wegvliegt. Bij de derde keer wordt meestal zelfs niet meer getwijfeld en wordt rechtstreeks naar het nest gevlogen.
Je hebt nu dus terug een goede indicatie van richting, maar niet van afstand. Je verplaatst pot2 vervolgens verderop in de nieuwe vliegrichting (tot waar je de hoornaar met het blote oog kon volgen) en blijft de procedure herhalen. Je zal steeds dichter bij het nest komen om het uiteindelijk te vinden.
Nadelen van deze methode :
- Je moet nogal wat afstand afleggen vermits je steeds terug moet naar pot1. Een fiets kan dan ook handig zijn, zeker als je in het begin vliegtijden van boven de 3 minuten opmeet.
Voordelen van deze methode :
- Je moet niet wachten tot een tweede AH een lokpot gevonden heeft. Je kan dadelijk aan de slag
- Het eindresultaat is in principe het vinden van het nest, het is geen nieuwe indicatie
- Je kan deze methode op je eentje uitvoeren, er zijn immers geen andere te monitoren lokpotten
- In de praktijk blijkt deze methode veel sneller resultaten te geven dan methode 1
Methode (3) Verplaatsen van twee lokpotten
Een variant op de voorgaande methode is dat je afwisselend pot1 en pot2 gaat laten haasje-over doen.
Je vangt dus eerst de gemerkte AH op pot1 en loopt ermee naar pot2. Na drie keer heb je een goede nieuwe vliegrichting (zie methode 2). De volgende keer ga je naar pot1 om de AH op te pikken, maar neem je de lokpot mee. Je plaatst deze lokpot dan verder in de vliegrichting vanaf pot2. De AH zal terugkeren naar de eerste locatie van pot1, maar zal daar geen voedsel vinden. Hij zal dan wat rondvliegen en de plaats herkennen van pot2, waarop hij dan gaat drinken. Je gaat hem daar opwachten, vangt hem af en plaatst hem op de nieuwe locatie van pot1. Na drie vliegbeurten herhaal je deze actie (dus nu AH oppikken op pot2, lokpot ook meenemen en deze plaatsen in de vliegrichting vanaf de pot1) enzoverder tot je het nest vindt.
Nadelen van deze methode :
- Deze methode kan tijdrovend zijn als de AH tijd nodig heeft om zijn geheugen te wissen en te beginnen vliegen op een nieuwe lokpot
- Als je pech hebt mislukt de ganse operatie (indien de AH steeds terug blijft vliegen naar de oorspronkelijke locatie)
- Je hebt minder kans op succes dan met de tweede methode
- Het haasje-over springen kan niet over grote afstanden omdat de AH de pot moet kunnen terugvinden bij het scannen van de vorige omgeving van de pot (men spreekt over max 100m)
Voordelen van deze methode :
- Je legt uiteindelijk minder afstand af t.o.v. de tweede methode, zeker als de oorspronkelijke afstand tussen de lokpot en het nest groot is.
- Je moet niet wachten tot een tweede AH een lokpot gevonden heeft. Je kan dadelijk aan de slag
- Het eindresultaat is in principe het vinden van het nest, het is geen nieuwe indicatie
- Je kan deze methode op je eentje uitvoeren, er zijn immers geen andere te monitoren lokpotten
Nog enkele opmerkingen bij deze methodes.
Als er veel Europese Hoornaars in de buurt zitten, zullen die ook al snel de lokpotten vinden. Eens een pot geclaimd is door de Europese Hoornaars zal de AH steeds wachten tot de pot vrij is vooraleer erop te komen drinken. Ga dus steeds de Europese Hoornaars wegvangen van de lokpot (met een vlindernetje) zodat de AH niet moet wachten en je vliegtijden hierdoor correcter worden.
Als je na een nacht bijvoorbeeld vaststelt dat een lokpot volledig is ingenomen door Europese Hoornaars, plaats dan liever een nieuwe lokpot op zo’n 30 cm boven de vorige. De Europese Hoornaars zullen steeds terugkeren naar de onderste pot omdat ze die lokpot kennen.
Vanaf eind oktober, begin november vliegen er meer en meer darren en jonge koninginnen rond. Als je een dar wegvangt van een lokpot (te herkennen aan de twee gele stippen op het einde van de buikzijde van het achterlijf), kan je die best dadelijk verdelgen zodat die geen koningin meer kan bevruchten. De darren nemen trouwens niet deel aan het foerageerwerk. Zij hebben als enige doel koninginnen (in meervoud, want ze sterven niet bij de bevruchting) te bevruchten en komen enkel naar de lokpotten om zichzelf te bevoorraden. Ze zullen dus sowieso geen goede indicaties geven van vliegrichtingen en afstanden omdat ze niet continu naar het nest terugkeren.
In deze periode is het trouwens een goed idee de omgeving af te zoeken naar bloeiende klimop. De AH beseffen dat deze planten nog veel nectar aanbieden en dat daar vele insecten op af komen. Het is dus een dubbel buffet : suikers en eiwitten.
Vanaf eind oktober loont het zich ook terug om de selectieve vallen te plaatsen. De jonge koninginnen scannen immers de omgeving en zullen ook op zoek gaan naar voedsel om de dag door te komen. Vermits het hier dan gaat over volwassen exemplaren die nog geen broed te verzorgen hebben, moet je dus zeker geen proteïnen aanbieden in de val in deze periode, maar wel suikers.
Dus kort samengevat:
Voorjaar (vanaf het ogenblik dat de bijen beginnen te vliegen tot zowat eind april) : plaatsen van vallen met suikers en/of proteïnen om jonge koninginnen af te vangen die een embryonest proberen uit te bouwen
Zomer (vanaf mei tot en met oktober) : lokpotten plaatsen en monitoren. Vanaf het ogenblik dat er AH opvliegen zoekactie opstarten.
Najaar (vanaf half oktober tot de eerste vries) : plaatsen van vallen met suikers om jonge koninginnen en darren af te vangen
Het plaatsen van een pluim op een AH
Eén van de problemen die we vaststellen is dat een AH in vlucht niet zo lang te volgen is. De overwegende donkere kleur van dit insect, maakt dat het na ongeveer 50m vlucht zeer moeilijk wordt het verder te volgen, zeker als je in een boomrijke of in een bebouwde omgeving zit.
Dit element op zich maakt al dat een zoekactie via één van de lokpotmethodes sneller succes oplevert als je niet alleen op stap gaat. Hoe meer ogen de omgeving kunnen afscannen, hoe beter je de AH kan volgen en hoe gerichter je de lokpotten kan (ver)plaatsen.
De ervaring leert dat de AH doorgaans een vrij open vlucht opzoekt. De problemen om het insect te volgen duiken dan ook vooral op in de laatste fase van de vlucht.
Een truuk om de AH beter te kunnen volgen in vlucht is deze wit te schilderen. Hierdoor wordt het contrast met de omgeving groter. Als de AH echter hoog opvliegt, is dat ook niet meer zo makkelijk.
Een andere beproefde truuk is het lijmen van een donspluimpje op het achterlijf van de AH. Deze zal hierdoor wat trager gaan vliegen en hij laat een visuele witte lijn achter zich ten opzichte van een donkere achtergrond.
De methode die we reeds meerdere malen succesvol uitvoerden is de volgende:
Neem een donspluimpje en lijm er aan de basis een stukje papier aan vast. Dit kan je doen met contactlijm. Dit stukje papier mag je niet te groot nemen (denk aan 2mm op 5mm). Vervolgens knip je het pluimpje af op ongeveer 1 cm lengte.
Je krijgt dan iets dat lijkt op de tekening hiernaast.
Je kan de papiertjes eventueel ook elk een ander kleurtje geven met een stift zodat je snel de verschillende AH met pluim van elkaar kan onderscheiden.
Als je een AH hebt gevangen in een merkbuisje, kan je eerst met een fijn stokje (bv plastic buisje van een oorstokje of een tandenstoker) een beetje contactlijm aanbrengen op het achterlijf van de AH.
Na een minuutje neem je het donspluimpje en breng je een beetje contactlijm aan op het papiertje.
Je legt het papiertje nu op het achterlijf van de AH en met het stokje druk je het pluimpje gedurende een 15 seconden tegen de hoornaar aan.
Als de contactlijm zijn ding doet en het papiertje vast zit, laat je de hoornaar vrij uit het merkbuisje. Je zal merken dat de AH snel een plant opzoekt en zal proberen het pluimpje van zijn rug te krijgen. Na maximum een kwartiertje geven ze het meestal op en beginnen terug te foerageren waardoor ze beter zichtbaar worden.
Let wel op als je de lijm aanbrengt. Als je te veel lijm gebruikt, krijg je al gauw een morsboel en dan kan je de poten of de vleugels van de AH samenlijmen. In dat geval zal je moeten wachten tot een nieuwe AH opdaagt.