In onze cursussen leren we dat een koningin een paar duizend eitjes per dag kan leggen in haar hoogdagen. Maar wat weten we eigenlijk over deze eitjes?
Vermits een eitje zo’n 1000 keer kleiner is dan de werkster die eruit zal voortkomen, lijkt de investering van de koningin per ei niet zo groot. Toch kan ze de grootte van haar eitjes, alsook de samenstelling ervan aanpassen.
Voor wat de samenstelling betreft, heeft de wetenschap al ontdekt dat hoe groter het eitje is, hoe meer metabolieten erin terug te vinden zijn (dat zijn moleculen die gebruikt worden voor de produktie en het verbruik van energie). In grotere eitjes zijn er ook meer verschillende proteïnen terug te vinden dan in kleinere eitjes.
Maar waarom een koningin meer investereert in het ene ei dan in het andere en welke impact dat heeft op de werksters die eruit geboren zullen worden, dat blijft voorlopig nog een raadsel.
In 2009 werd ontdekt dat jonge koninginnen robustere eitjes leggen dan oudere koninginnen. Een koningin van twee jaar oud legt eitjes die 30% minder wegen dan pas bevruchte koninginnen. Belangrijker is dat de kwaliteit van de eitjes ook afneemt met de leeftijd van de koningin. Zo mat men een mortaliteit van 3.5% bij pas bevruchte koninginnen t.o.v. 9% bij koninginnen van twee jaar oud. Onder de term mortaliteit verstond men het feit dat een eitje niet kipt tot een larve.
Drie verschillende recente studies (tussen 2020 en 2023) bekeken de variabiliteit in de eitjes van honingbijen, hoe de werksters hierop reageren, wanneer het optimaal zou kunnen zijn om kleine eitjes te hebben en wat dit allemaal betekent voor het succes van de kolonie.
Een eerste resultaat was dat koninginnen in kleinere volken eitjes legden die wel 15% groter waren dan koninginnen van hetzelfde ras en lijn in grotere kolonies. Deze ‘achterstand’ werd echter volledig weggewerkt in de ontwikkelingsfase van larve tot volwassen werkster.
Als men kleine eitjes uit een grote kolonie nu ging inbrengen in een klein volk, werd de achterstand niet weggewerkt en werden er kleinere werksters geboren. Andersom werkte dit ook: als men grotere eitjes uit een klein volk inbracht in een groot volk, werden hieruit grotere dan normale werksters geboren. Een mogelijke conclusie is dus dat de voeding die de larven en werksters krijgen steeds dezelfde samenstelling behoudt, ongeacht de grootte van het oorspronkelijke eitje.
De onderzoekers vonden verder dat de keuze van de eigrootte echt wel door de koningin bepaald wordt. Deze is in staat de grootte van het volk in te schatten, en kan vervolgens binnen de paar dagen tot weken de eigrootte aanpassen. Volgens de onderzoekers is het aanpassen van de eigrootte het resultaat van een strategie om de beste nakomelingen te verkrijgen aan de laagst mogelijke ‘prijs’ voor de koningin en het volk als geheel.
In een studie van 2019 toonde men al aan dat als men een koningin opsluit en ze grotere cellen dan normaal aanbiedt (vb voor de koninginnenteelt in het Nicotsysteem), dat ze dan grotere eitjes legt.
Moeten we hier nu iets uit meepikken?
Tja.. Als je wil koninginnen kweken, of je wil een volk zonder koningin er zelf een nieuwe laten maken, dan kan je dus best eitjes aanbieden van een jonge koningin. Dan is de kans dat de eitjes zullen kippen immers groter.
Heb je meerdere volken met jonge koninginnen, dan zal je de grootste bijen kunnen telen door de eitjes te nemen uit je kleinste volk.
De moeite om eens te experimenteren?
Bron : Found in translation, Egg sizing, Jay Evans, Beeculture, augustus 24, pag 10 en 11