Bij een natuurlijke paring laat de koningin zich bevruchten door 12 tot 20 darren. Bij kunstmatige inseminatie kiezen de telers soms voor een bevruchting door slechts één dar. Hieronder volgt een overzicht van de huidige kennis over de voordelen en beperkingen van de één-dar-techniek.
Een koningin die met het sperma van één enkele dar wordt bevrucht, ontvangt drie tot vijf keer minder sperma dan bij een klassieke bevruchting. In dit sperma vindt men ook drie keer minder zaadcellen terug. Dat houdt automatisch in dat de koningin minder bevruchte eitjes kan produceren en dat haar produktieve levensduur ingekort wordt.
Een volk dat een dergelijke koningin ontvangt, zal zich in de eerste maanden vergelijkbaar ontwikkelen met de volken die een klassiek geïnsemineerde koningin krijgen.
Als voordeel kan meegegeven worden dat alle nakomelingen (zowel werksters als koninginnen) volledige zussen zijn, wat genetische uniformiteit oplevert.
Het is ook mogelijk het sperma te verdunnen, waardoor meerdere koninginnen voorzien kunnen worden van hetzelfde sperma, wat leidt tot zeer genetisch gelijkaardige kolonies.
Voor onderzoeksdoeleinden heeft de inseminatie met het sperma van één enkele dar nog bijkomende voordelen:
- Deze techniek maakt het makkelijker om specifieke eigenschappen te detecteren die anders slechts bij 8 tot 10% van de werksters voorkomen in een gemengde kolonie.
- Voor onderzoek naar Varroa-resistente bijen wordt soms bewust inteelt toegepast, bijvoorbeeld door tante-neef-inseminatie (omdat de overdracht via de genen van bepaalde karakteristieken (vb het poetsgedrag) dan beter kan gemeten worden).
De koninginnen die door één dar worden bevrucht, worden meestal in het voorjaar geteeld. In augustus meet men dan de varroadruk in de volken. De larfjes van de beste koninginnen worden dan het jaar nadien gebruikt voor het overlarven. Door het verhoogde risico op sterfte tijdens hun eerste winter worden deze koninginnen niet als "hart" van een selectieprogramma gebruikt, maar eerder als aanvullende selectieoptie.
Een recente studie nuanceert trouwens het nut van deze techniek: uitsluitend gebruik van één-dar-inseminatie in een selectieprogramma zou niet echt een groter genetisch voordeel opleveren, maar verhoogt wel het risico op inteelt.
De gevolgen van inteelt
Bij de bijen wordt het geslacht van het individu bepaald door één enkel gen. Bij de bevruchting van een eitje kunnen twee verschillende versies van dat gen aanwezig zijn. In dat geval zal het eitje zich ontwikkelen tot een werkster of koningin (een heterozygoot individu). Nu kan het zijn dat bij de bevruchting het gen van de koningin en de dar gelijk zijn. In dat geval zal het bevruchte eitje zich ontwikkelen tot een diploïde dar (een homozygoot individu). De werksters zullen deze diploïde darren in het larvale stadium vernietigen. Hoe meer inteelt er is, hoe meer homozygotie er in het volk aanwezig zal zijn, waardoor er een broedpatroon met gaten zal ontstaan.
Deze effecten verdwijnen wel in de volgende generatie (als de inteelt wordt verminderd).
bron: Un seul mâle... est-ce sufissant? Basso B., Guichard M., Badeau F., Decante D., Réussir Apiculture, 8, 2024, 38.