Als je aan een imker vraagt in welke richting je je kast best plaatst, krijg je doorgaans het antwoord dat de vliegopening best richting het oosten georiënteerd wordt. Om dit standpunt te bevestigen of te ontkrachten, voerde men in de VS een studie uit in de amandelboomgaarden. Elke kast werd voorzien van verschillende sensoren om eens en voor altijd vast te stellen wat nu eigenlijk de beste oriëntering is.
Als eerste puntje geven we voor de duidelijkheid mee dat de studie in de VS aangevraagd werd door de professionele imkers. Het inkomen van deze imkers wordt niet zozeer verworven door de verkoop van honing, maar door de verkoop van bestuivingsdiensten. Ze reizen met hun bijen het land rond om de kasten met vier op een pallet gedurende een paar weken te plaatsen bij een teelt die op dat moment nood heeft aan bevruchting. Toch kan je de resultaten van deze studie ook wel projecteren naar onze streken waar de honingopbrengst voor de imker doorgaans de belangrijkste, zo niet de enige inkomst is die uit zijn hobby gegenereerd wordt.
Een eerste vaststelling uit de studie, bevestigde de resultaten die uit eerdere studies naar voren kwamen: als je de vliegopening richting het oosten zet, gaan de bijen sneller de kast verlaten om te gaan foerageren. In vergelijking met de kasten die een vliegopening naar het westen hadden, kwamen de oostelijk georiënteerde volken gemiddeld over 4 weken gemeten (de periode dat de bijen in de amandelboomgaarden bleven staan) 50 minuten vroeger naar buiten. Enkel op dagen met slecht weer, waarbij de bijen pas later op de dag begonnen te foerageren, was er geen verschil te merken tussen de verschillende oriënteringen.
Er werd ook opgemeten wanneer de vliegactiviteit stopte. De oostelijk georiënteerde volken stopten gemiddeld 4 minuten vroeger met vliegen dan deze met een vliegopening naar het westen. Het stoppen van het schijnen van de zon op de vliegopening in de namiddag heeft dus minder impact dan het beginnen erop schijnen 's morgens.
Deze studie ging ook kijken naar het effect van de sterkte van een volk op de gevoeligheid van de oriëntering. Zo werd opgemeten dat er geen verschil is tussen de starttijden van vliegen bij zwakke en sterke volken als deze een vliegopening naar het oosten hebben.
Staat hun vliegopening echter naar het westen gericht, dan is er wel een zeer wezenlijk verschil. Zo werd gemeten dat zwakke volken soms zelfs pas twee uur na de sterke volken begonnen met hun vliegactiviteiten bij eenzelfde oriëntering.
Hieruit kan besloten worden dat het voor sterke kolonies niet veel uitmaakt in welke richting hun vliegopening staat, maar dat dit wel degelijk van belang is bij zwakke volken.
En welke lessen kunnen wij trekken uit deze studie?
Hoe kleiner je volk (vb een aflegger of een verzwakt volk), hoe belangrijker het is dat je dit kan plaatsen met een vliegopening die 's morgens vroeg de zon al opvangt. Oostelijk georiënteerde kasten die niet belemmerd worden door schaduwinval, zullen hier het best scoren. De bijen zullen reageren op dit vroege licht door sneller te gaan foerageren en dit blijven ze evenlang doen als de volken met een minder gunstige oriëntering, waardoor de vliegperiode per dag langer wordt (en ze dus meer voedingsstoffen kunnen verzamelen die hun toelaten het volk te laten groeien).
Sterkere volken kan je in een minder gunstige positie plaatsen. Zij hebben daar minder last van dan de zwakkere volken, maar zullen dus wel ongeveer een uur minder lang vliegen per dag als ze naar het westen staan i.p.v. naar het oosten.
Bron : Hive Orientation. When it comes to Almond Pollination, Strong Colonies Don't Seem to Care. Mike Katznelson, Bee Culture, oktober 2024, pag 76 ev.