Parthenogenese is de term die gebruikt wordt om aan te duiden dat er nakomelingen kunnen geboren worden uit een vrouwelijk dier zonder dat er daarvoor een bevruchting diende plaats te vinden. Een dergelijke stelling ging loodrecht in tegen alles wat er in de gebedshuizen gepredikt werd. Dit in de mond nemen werd je in de jaren 1800 dan ook niet in dank afgenomen.

Johann Dzierzon was 14 jaar oud toen hij van zijn vader een bijenkorf kreeg. Vanaf die dag was hij volledig in de ban van de honingbij. Hij was een begenadigd student en zijn leerkrachten raadden hem aan om wiskunde te gaan studeren. Hij verkoos echter om priester te worden en dan nog wel specifiek in een kleine parochie zodat hij meer tijd had om zijn bijtjes te bestuderen. Rond 1830 bouwde hij als één van de eersten een houten bijenkast met uitneembare ramen. Lang vóór Langstroth, die we vandaag de dag associëren met de eerste houten kasten, had Dzierzon het belang van de bijenruimte al in kaart gebracht. Zijn houten kast liet hem toe de bijen beter te bestuderen (iets dat met het gebruik van korven heel moeilijk was).

In 1835 (hij was toen 24) plaatste hij als test twee kleine nazwermen in één houten kast. Een dag later ging hij onderzoeken wat het resultaat was van deze actie. Hij vond een dode koningin terug op de bodem van de kast, terwijl de andere beschadigde vleugels had en niet kon vliegen. Toch begon deze koningin eitjes te leggen die zich allemaal ontwikkelden tot darren.

Gedurende maar liefst 12 jaar na deze eerste vaststelling, bleef hij verdere onderzoeken uitvoeren om wat hij gezien had te kunnen bevestigen en te verklaren. Pas in 1847 publiceerde hij zijn theorie over de voortplanting in bijen. Deze draaide rond drie grote assen:

  • de koningin begeeft zich tijdens haar bruidsvlucht naar een darrenbol en wordt daar door meerdere darren bevrucht. Ze bewaart het sperma in haar spermatheek
  • de koningin kan beslissen dat ze een eitje al dan niet bevrucht
  • bevruchte eitjes ontwikkelen zich tot vrouwelijke individuen en onbevruchte eitjes ontwikkelen zich tot darren

Deze theorie gaf een antwoord op de vraag waarom koninginnen in januari eitjes konden leggen, maar dat men pas vanaf april darren begon waar te nemen in de kasten.

Zoals te verwachten, ontstond er heel wat scepticisme over deze theorie in de kerk, bij imkers, maar ook bij wetenschappers. Twee professoren (von Siebold en Leukart) bevestigden echter de theorie na het uitvoeren van dissecties en microscopisch onderzoek op koninginnen.

Uiteindelijk was dit microscopisch onderzoek niet echt nodig, maar kon men de parthenogenese ook vizueel vaststellen. Men stelde immers vast dat als men een Italiaanse ('gele') koningin liet paren met een Duitse ('donkere') dar, dat de werksters dan zowel donker als geel konden zijn, maar dat de darren allemaal geel waren. Indien men een donkere koningin liet paren met een gele dar daarentegen, waren alle darren donker en bij de werksters werd weer een mix van donker en geel waargenomen.

Soms is gezond boerenverstand dus al voldoende om een stelling of theorie te bevestigen.

Dzierzon kreeg vele onderscheidingen voor zijn onderzoek en zelfs een eredoctoraat aan de universiteit van München.

En toch... 

Zelfs al was de theorie bewezen en gesteund door een aantal wetenschappers... populair was ze niet want ze bleef indruisen tegen alles wat in de Kerk werd gepropageerd en in die periode had die Kerk toch nog een grote morele impact.

Toen in 1898 (dus 50 jaar na de publicatie van Dzierzon) ene Ferdinand Dickel zijn eigen theorie kwam voorstellen op een lezing, kreeg hij een minutenlang durend applaus. Dickel stelde dat de koningin alle eitjes bevrucht en dat het het aan de larven toegediende voedsel is dat zal bepalen dat er een werkster of dar geboren wordt. Blijkbaar wilde men deze theorie zo graag geloven dat professor Weismann van de universiteit van Freiburg hier in wilde meegaan en besloot er een groot onderzoek aan te wijden. Na drie jaar van intensieve testen, kwam Weismann tot het besluit dat darreneitjes niet bevrucht werden.

Na jaren van onderzoek en lange debatten werden de bevindingen van Dzierzon dus bevestigd en begon de theorie algemeen aanvaard te worden.

 

Bron : Parthenogenesis, A special feature of reproduction, Hans-Ulrich Thomas,Beeculture, juni 2025, pag 66-67

 

Sorry, this website uses features that your browser doesn’t support. Upgrade to a newer version of Firefox, Chrome, Safari, or Edge and you’ll be all set.